Word abonnee

900ste Beursbengel: Verzekeren vroeger en nu

Deze editie van de Beursbengel is de 900ste. Voor de redactieraad van de Beursbengel aanleiding om stil te staan bij de ontwikkelingen die de verzekeringsbranche doorgemaakt heeft sinds 1937, het jaar van de oprichting van de Beursbengel. Aangezien er zoveel veranderd is, dreigt natuurlijk het gevaar dat zo’n artikel veel te lang wordt. Daarom beperken we ons tot enkele in het oog springende ontwikkelingen op het gebied van toezicht, vakbekwaamheid, cultuur, compliance, transport en pensioen.

Van aspirant verzekeringsagent naar registermakelaar in assurantiën

Zeventig jaar vóór de inwerkingtreding van de Wet financieel toezicht (Wft) was de Beursbengel er al. En er is in die zeventig jaar veel geschreven over toezicht en wetgeving. Niet verwonderlijk, want er is op dit gebied in de loop der jaren veel veranderd.

Toezichtwetten

Assurantietussenpersonen, levensverzekeraars en schadeverzekeraars waren vroeger in de wetgeving strikt gescheiden. Elke bedrijfstak had een eigen toezichtwet. Voor assurantie­tussenpersonen was dat de Wet as­surantiebemiddeling (Wab) (vanaf 1 augustus 2003 de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf, Wabb). Voor levensverzekeraars was dat de Wet op het levensverzekeringsbedrijf (WOL) en voor schadeverzekeraars de Wet op het schadeverzekeringsbedrijf. In 1986 werden beide wetten samengevoegd tot de Wet toezicht verzekeringsbedrijf (Wtv). Assurantietussenpersonen vielen onder toezicht van de Sociaal Economische Raad (SER). Toezicht op de verzekeraars werd sinds 1 september 1923 uitgeoefend door de Verzekeringskamer, destijds een zelfstandig lichaam van het ministerie van Justitie. Jawel, Justitie. Kennelijk vertrouwde men de sector onvoldoende. Vanaf 1952 hield de Verzekeringskamer ook toezicht op pensioenfondsen. Pas vanaf 1 januari 1987 opereerde de Verzekeringskamer als zelfstandig lichaam van het ministerie van Financiën. Vanaf 1 januari 2001 heette de Verzekeringskamer (Stichting) Pensioen & Verzekeringskamer, afgekort tot de PVK. Op 30 oktober 2004 fuseerde de PVK met De Nederlandsche Bank. Alle toezichtwetten werden op 1 juni 2006 gebundeld in één toezichtwet: de Wet financiële dienstverlening (Wfd), die een jaar later werd omgedoopt tot de Wet financieel toezicht (Wft). Vanaf dat moment vielen banken, verzekeraars en bemiddelaars onder dezelfde wet.

De tussenpersoon

‘Wenn man nichts wird, wird man Wirt. Und wenn auch das nicht is gelungen geht man in Versicherungen.’ Een oud Duits gedichtje, waarmee het beroep van assurantietussenpersoon gekscherend als erg makkelijk werd aangeduid. Dat had misschien te maken met de eisen waaraan tussenpersonen destijds moesten voldoen volgens de Wet assurantiebemiddeling. Om het beroep van tussenpersoon te mogen uitoefenen, moest je ingeschreven staan in één van de registers die door de SER werden bijgehouden. Er waren vier registers, met voor elk van die registers een wettelijk vastgelegde titel. \

Je begon onderaan, in register D. Daarin kon vrijwel iedereen worden ingeschreven. Voor die groep was dat Duitse gedichtje wellicht wel toepasselijk. Eenmaal in dat register ingeschreven mocht je de titel ‘aspirant-verzekeringsagent’ voeren. Daar golden geen specifieke eisen voor. Nou ja, er mocht volgens artikel 4 van de Wab(b) zoals dat zo mooi heette, ‘geen vrees bestaan dat de aanvrager als tussenpersoon het aanzien van de stand der tussenpersonen zal schaden’. Ja, toen waren het nog geen bemiddelaars maar gewoon tussenpersonen. En oké, je mocht niet in staat van faillissement verkeren. Voor inschrijving in register D golden geen vakbekwaamheidseisen. Wel moest je binnen een jaar minimaal je C-diploma halen en … je moest in dat jaar voldoen aan productie-eisen. Met andere woorden: je moest ervaring opdoen door daadwerkelijk als tussenpersoon verzekeringen te sluiten. En hoe bijzonder: daarvoor mocht je géén beloning (lees provisie ontvangen). Niet dat je het nu helemaal voor niets deed: nee, je beloning werd gereserveerd en kreeg je uitgekeerd zodra je in een hoger register was ingeschreven.

Als je dan langzaam de ladder naar boven beklom, kon je worden ingeschreven in register C. Dan was je geen aspirant-verzekeringsagent meer, maar verzekeringsagent. Je moest dan wel het C-diploma hebben behaald en nog steeds aan productie-eisen voldoen.

Vervolgens was er het register B. Stond je daar ingeschreven, dan ‘deed’ je niet meer in verzekeringen, maar in assurantiën. Je mocht vanaf dat moment de titel Erkend Assurantieagent voeren. Bezit van het B-diploma was verplicht, maar er waren geen productie-eisen meer. In dat register waren vele duizenden personen ingeschreven die het beroep feitelijk niet uitoefenden.

En dan de top: het A-register. Bezit van het A-diploma was verplicht. Ook in het A-register ‘deed’ je in assurantiën, maar die bezorgde je dan. De titel was namelijk ‘Assurantiebezorger’. Het A-diploma was eveneens de start van verdere specialisaties. Je kon Gevolmachtigd Agent worden als je het A-diploma en tenminste één branchediploma en het diploma Gevolmachtigd Agent had. Uiteraard moest je van een of meer verzekeraars wel volmacht krijgen.

En als je heel erg je best deed, kon je Makelaar in Assurantiën worden en zaken gaan doen op de assurantiebeurs. Dat was destijds een wettelijk beschermde titel, geregeld in het Wetboek van Koophandel. Om de titel Makelaar in Assurantiën te mogen voeren, moest je uiteraard het A-diploma hebben, maar ook een aantal jaren ervaring onder begeleiding van een makelaar hebben opgedaan en beëdigd worden. Voor het bankje van de rechtbank moest je de eed afleggen, waarin je beloofde het vak naar eer en geweten uit te zullen oefenen. Om te kunnen worden beëdigd moest je met goed gevolg een makelaarstest afleggen die werd afgenomen onder verantwoordelijkheid van de Kamer van Koophandel.

In de Wet financieel toezicht zijn tussenpersonen geen verzekeringsagenten meer, geen intermediair en geen makelaars in assurantiën. Die fraaie aanduidingen zijn vervangen door bemiddelaars en adviseurs. Maar wij vinden het helemaal niet erg als je die oude titels nog gebruikt. Dat doen wij in dit stuk ook.

Beloning

Veel tussenpersonen zullen met weemoed terugdenken aan de Wet assu­rantiebemiddeling(sbedrijf). Daarin was geregeld dat de beloning van een tussenpersoon alleen mocht bestaan uit provisie! Of dat nu een schade-, levens- of inkomensverzekering was. De hoogte van die provisie was niet in de wet geregeld. Dat moesten verzekeraars en tussenpersonen onderling maar uitmaken. De bonus- en superprovisies waren niet van de lucht. De klant hoefde er ook niets van te weten. Die dacht dat het advies en al het andere werk van de tussenpersoon gratis was. En de wet kende een verbod op het delen van provisie met een klant. Je mocht dus niet een deel van je provisie overmaken aan de klant om het daarmee voor die klant aantrekkelijk te maken de verzekering via jou te sluiten. Kom daar nu nog maar eens om!

De wet kende een verbod op het delen van provisie met de klant. Kom daar nu nog maar eens om!

Registermakelaar in assurantiën

In 2001 verdween de wettelijk beschermde titel Makelaar in Assurantiën. Het verzekeringsrecht dat tot dan was geregeld in het Wetboek van Koophandel verviel. Boek 7, titel 17 van het Burgerlijk Wetboek deed zijn intrede. We namen afscheid van ‘onzekere voorvallen’ en ‘van buiten komende onheilen’. Daarmee verviel ook de titel Makelaar in Assurantiën.

Dat konden we toch niet laten gebeuren. Er ontstond daarom een privaat initiatief om die titel in ere te houden: de Registermakelaar in Assurantiën (RMiA). Dat register wordt gevoerd door de Stichting Assurantie Registratie. Daarvoor geldt behalve een ervaringseis, ook een eis aan de vakkennis. Het A-diploma, Wft-diploma’s, PA- en PE-verplichtingen en voor nieuwe toetreders een pittig assessment, staan garant voor de deskundigheid van een RMiA. Ook de Beursbengel hoort daarbij en laten we de verwachting uitspreken dat dit de komende negenhonderd nummers zo blijft.

Meer over het RMiA-register is te vinden in het artikel ‘De Stichting Assurantie Registratie – springlevend en boordevol ambitie’, elders in dit nummer van de Beursbengel.

Adviseren en cultuur

Sinds 1937 heeft het intermediair een complete metamorfose ondergaan. Het aantal intermediairs is flink gedaald, maar de kwaliteit, professionaliteit en het ondernemerschap zijn sterk verbeterd.

Vroeger was verkoop aan de deur heel normaal. Als een klant zijn bromfiets wilde verzekeren, kwam de adviseur langs en bracht een bromfietsplaatje mee. Er werd contant met de klant afgerekend. Het intermediair liep destijds dan ook met dikke portemonnees rond. Nu sluit je eenvoudig direct op internet een bromfietsverzekering af.

Indertijd waren grote intermediairskantoren dun bezaaid. Heel vaak waren het kleine winkels, zoals bijvoorbeeld sigarenwinkels, die verzekeringen ‘erbij’ deden. Het kon gebeuren dat een directeur van een zeer groot bedrijf met veel medewerkers langskwam en zijn interesse in pensioenen voor het bedrijf kenbaar maakte. De sigarenboer, die immers zelf geen verstand had van pensioenen, nam daarop contact op met de verzekeraar. Die stuurde een inspecteur naar de klant en regelde het verder. De sigarenboer kreeg jarenlang een flinke provisie zonder enige inspanning. Dat kun je je nu niet meer voorstellen.

Cultuur veranderd

De cultuur is door de jaren heen erg veranderd. Als je vroeger carrière wilde maken in het verzekeringsvak, dan moest je in pak. Daarbij waren gepoetste schoenen en een stropdas echt een ‘must’. En natuurlijk was je fulltime in dienst, want een parttime functie werd niet geaccepteerd. De stijf aandoende kantoren stonden vol met bureaus die niet verstelbaar waren en veel lades hadden. Veel kantoren beschikten over een typekamer waar dames (heren vond je er niet) de polissen tikten. De koffie werd speciaal door een serveerster tweemaal in de ochtend rondgebracht. Nu zijn er nauwelijks meer lades nodig, zijn de bureaus verstelbaar (tot stahoogte zelfs) en wordt er moeite gedaan om ‘een huiskamergevoel’ op de werkvloer te creëren, koffie haal je uit de automaat en niemand kijkt meer op van een casual outfit.

Maar er is nog meer veranderd: waar vroeger sprake was van een strakke hiërarchie met veel middenkader, zie je nu veel lossere verhoudingen. Destijds was de baas ‘de baas’. Medewerkers waren veelal uitvoerenden met weinig inspraak. De lijnen zijn nu korter en de medewerkers worden veel meer betrokken bij de besluitvorming, het middenkader is flink teruggebracht.

Werd over belangenverstrengeling vroeger niet veel nagedacht (schade regelen en accepteren geschiedde soms door dezelfde medewerker), nu is het ondenkbaar dat een medewerker beide functies tegelijk uitvoert.

Ook bij beurszaken ging het er vroeger heel anders aan toe. Beurszaken waren gebaseerd op wederzijds vertrouwen, afgerond op de achterkant van een bierviltje, zonder uitgebreide contracten en informatie. De deal werd vervolgens met een etentje bezegeld. Nu is veel informatie zelfs verplicht (denk aan UBO, DVD en klantprofiel, en dergelijke) en zijn etentjes nauwelijks meer te verantwoorden.

In het kader van ‘de klant centraal’ is ook het informeren van de klant een stuk verbeterd. Nu heb je uitgebreide verzekeringskaarten en voorlichtingsbrochures. Indertijd gaven brochures weinig duidelijkheid over de kosten, nu is het informeren over de kosten verplicht.

Verder is er meer aandacht gekomen voor begrijpelijke taal. Niet alleen in de voorlichtingsbrochures, maar ook in polissen.

Wat de verzekeringsovereenkomst betreft: vroeger was het normaal om jaren vast te zitten aan een verzekering, nu is een verzekering (na een jaar) dagelijks opzegbaar. En bij de schadeafhandeling zie je eveneens positieve ontwikkelingen. Zo hebben de verzekeraars gedragscodes ontwikkeld, die een vlotte schadeafhandeling moeten bevorderen. Daarnaast is er meer aandacht voor zaken als proactief benaderen van de klant en is er meer oog voor het slachtoffer.

Wat in de loop der jaren ook ingrijpend gewijzigd is, is de verhouding tussen de verzekeraar en het intermediair. In een van de komende nummers van de Beursbengel zullen we hier een apart artikel aan wijden.

Vroeger werd over belangenverstrengeling niet veel nagedacht

Waarschijnlijk zal het aantal intermediairs blijven dalen; er is sprake van snelle digitalisering en hevige concurrentie, terwijl de markt niet groter wordt. Maar de verwachting is dat er een rol blijft weggelegd voor de tussenpersoon en dat de behoefte aan onafhankelijk advies blijft, vooral bij complexe financiële producten.

Compliance

Over compliance valt in dit artikel ook zeker iets te zeggen. Een belangrijke ontwikkeling is het provisieverbod voor complexe producten per 1 januari 2013. Om tegen te gaan dat klanten producten ‘geadviseerd’ kregen die niet in hun belang waren. En om de beloning van de adviseur/bemiddelaar transparant te maken. De klant betaalt de tussenpersoon nu rechtstreeks voor de dienstverlening. Bij schadeverzekeringen ontvangt de adviseur/bemiddelaar wel provisie van de aanbieder. Deze provisie mag (deels) uit de premie worden gehaald voor een lagere premie. De adviseur hoeft alleen te laten zien hoeveel provisie hij ontvangt als de klant hierom vraagt. Minister Hoekstra wil nu dat er een actieve beloningstransparantie komt. Of het ook echt zover komt, zal moeten blijken.

Alles moet aantoonbaar zijn

Aan de manier van adviseren en bemiddelen op zich is niet veel veranderd. Alleen moet de financieel adviseur sinds de Wfd/Wft alles vastleggen. Sowieso moet tegenwoordig veel meer worden vastgelegd: wat de opdracht is van de klant, de omvang van de dienstverlening en welke beloning er tegenover staat. Niet alleen moet de adviseur vastleggen wat de klant van hem mag verwachten, maar ook wat hij van de klant verwacht (zoals het tijdig aanleveren van de juiste, benodigde stukken, het doorgeven van wijzigingen in de persoonlijke en/of financiële situatie). Alles moet aantoonbaar zijn. Wat niet in het dossier aanwezig is, is er niet. Dus als een adviseur niet door middel van een telefoonnotitie, aantekeningen of schriftelijke bevestiging aan de klant (gespreksverslag) kan aantonen dat hij iets wel of niet heeft besproken of geadviseerd, dan is het niet gebeurd ...

Meer procedures vastleggen

De adviseur heeft meer en meer te maken met mondigere klanten. Ze zoeken zelf (op voorhand) meer uit en weten je te vinden wanneer iets niet naar verwachting is gegaan. De wet vereist dat er een klachtenprocedure is die gevolgd kan worden en dat de tussenpersoon/GA aangesloten is bij een onafhankelijk klachteninstituut. Particuliere klanten moeten naar het klachteninstituut worden doorverwezen wanneer de klacht ongegrond is of niet naar tevredenheid is afgehandeld.

Daarnaast moet er een incidentenprocedure beschreven zijn. Incidenten/gebeurtenissen die grote gevolgen kunnen hebben of een bedreiging kunnen zijn voor de organisatie of de financiële branche, moeten gemeld worden bij de toezichthouder AFM of DNB.

AVG

Een belangrijke ontwikkeling is verder de komst van de AVG. Deze privacywet heeft de Wet bescherming persoonsgegevens vervangen, zodat in de hele EU dezelfde wetgeving op het gebied van privacy geldt. De AVG eist dat de financieel dienstverlener vastlegt welke persoonsgegevens hij verzamelt van een klant en met welk doel. Hij moet vastleggen hoe lang deze gegevens worden bewaard. Klanten hebben het recht hun persoonsgegevens in te zien, te laten wijzigen, verwijderen of over te dragen aan een andere adviseur. De gegevensverwerker moet de data goed beschermen, zodat de gegevens niet op straat komen te liggen. Ook moet de financieel dienstverlener een datalek melden bij de toezichthouder. Daarbij is hij verplicht na te gaan hoe een incident heeft kunnen plaatsvinden en wat er gedaan wordt om herhaling te voorkomen.

Er worden nu hele andere eisen gesteld aan de financieel dienstverlener dan vroeger

Bankierseed

Integriteit in de financiële sector krijgt steeds meer aandacht. Sinds 2015 is het afleggen van de bankierseed verplicht voor medewerkers van banken, verzekeraars en andere financiële instellingen. Ze moeten beloven dat zij hun functie naar eer en geweten uitoefenen, en het belang van de klant centraal stellen. De eed is bedoeld om een bijdrage te leveren aan de cultuurverandering in de financiële sector en is ingevoerd naar aanleiding van de financiële crisis op initiatief van de sector.

Er worden nu hele andere eisen gesteld aan de financieel dienstverlener dan vroeger. Die eisen zijn afhankelijk van de tijd waarin we leven en de economische en maatschappelijke situatie in Nederland en de rest van de wereld. De wereld verandert continu, zo ook de wettelijke vereisten aan de financiële dienstverlening. Of we dat nu leuk vinden, of niet.

Transport heeft niet stilgestaan

Al staat de verzekeringsmarkt nog altijd bekend als wollig, soms ouderwets en niet bepaald vooruitstrevend (uitzonderingen daargelaten), toch is er aanzienlijk veel veranderd op het gebied van transport.

Een verzekering kwam indertijd tot stand op de beursvloer, of nog specifieker, in de kroeg op basis van wederzijds vertrouwen: fides facit fidem, ofwel vertrouwen schept vertrouwen. Je wist bij wie je moest zijn. Verzekeringen waren mensenwerk. Van e-ABS Placement had nog niemand gehoord. Daarnaast kende de verzekeringsmarkt vroeger pocketboeken, met daarin de condities en bepalingen. Doordat we twee assurantiebeurzen hadden – Amsterdam en Rotterdam – hadden beide assurantiebeurzen een eigen exemplaar met daarin eisen van lading, uitsluitingen, hoogte van het eigen risico en overige bepalingen. Tevens was zo’n exemplaar bij een notaris gedeponeerd.

In Rotterdamse en Amsterdamse Beurspolissen werd vroeger naar deze condities verwezen. Ze werden geacht deel uit te maken van de overeenkomst, terwijl de klant die bepalingen (waar ook uitsluitingen in stonden) nooit gezien had en menselijkerwijs ook niet in zijn bezit kon hebben. Bij een dispuut over een schade stelde de rechter niet de vraag of de verzekeringnemer een exemplaar had ontvangen, maar beoordeelde hij de schade op basis van de condities en bepalingen zoals daarin gesteld.

De voorwaarden waren gedeponeerd en meestal niet aan verzekeringnemer overhandigd, maar de verzekeringnemer kon de voorwaarden bij de Kamer van Koophandel of rechtbank wel opvragen en inzien. De vraag is of men dat deed.

Mogelijk werd dat niet gedaan en werden dergelijke bepalingen niet op voorhand opgevolgd.

Een willekeurig voorbeeld van een dergelijke bepaling is bij het transport van steenkolen:

‘Bij alle verzekeringen, van welken aard ook, op schepen met steenkolen beladen, zal voor de Groote en Atlantische Vaart worden gevorderd overlegging van een certificaat, door de experts der Nederlandsche Vereeniging of bij afwezigheid door bevoegde deskundigen na de belading af te geven, de verklaring behelzende, dat in alle deele voldoende ventilatie is aangebracht en bij de belading alle mogelijke voorzorgen zijn genomen om het gevaar van zelfontbranding te voorkomen.’

Een ander mooi voorbeeld betreft de declaraties. Die kwamen binnen per post, of mogelijk zelfs per fax, en werden afzonderlijk, een voor een, behandeld. Tegenwoordig worden declaraties via online websites ingevoerd of met een overzicht periodiek naar de makelaar verstuurd per e-mail. Er is hier een enorme efficiëntieslag gemaakt.

Het gaat nu veel sneller, processen zijn efficiënter ingericht en schema’s laten geen ruimte voor onverhoopte gebeurtenissen. Als je vroeger als treinmachinist een fazant aanreed, dan stopte je om de fazant op te halen en werd het gevogelte ’s avonds als maaltijd bereid. Tegenwoordig gaan treinen wat harder en zal er weinig van de fazant overblijven. Maar ook omdat het schema strak is ingeregeld, is stoppen niet meer mogelijk.

Het gaat nu veel sneller, processen zijn efficiënter ingericht

Zo ook in transportverzekeringen. Vroeger – bijzonder genoeg nog niet eens zo heel lang geleden – werden verzekeringscertificaten per koerier verstuurd. Voor CIF/CIP- verzendingen, waarbij de verkopende partij een verzekering afneemt ten behoeve van zijn koper, werd een origineel certificaat per koerier verstuurd naar de koper. Stel dat er een fout in stond, dan moest er op stel en sprong een nieuw verzekerings­certificaat opgemaakt worden en wederom per koerier worden verscheept.

Coassurantie

Bij coassurantie speelde vroeger het aspect van een sterke Lead-Underwriter. Enkele verzekeraars stonden bekend uitmuntend te zijn in hun kennis van het product en verzekeringen. Als een makelaar een verzekeringsvoorstel met een sterke Lead-Underwriter had besproken, dan kwam het zelfs voor dat andere verzekeraars nagenoeg ‘blind’ volgden. Iets wat vandaag de dag (helaas) niet meer voorkomt. Een verzekeringsvoorstel mag nu met elke verzekeraar uitvoerig besproken worden.

Werelddekking

Zowel vroeger als nu is het risicogebied op transportpolissen doorgaans werelddekking. Maar al staat dat nog steeds zo in transportpolissen, steeds vaker wordt er aan de omschrijving toegevoegd ‘behalve Noord-Korea, Iran, Syrië, De Krim’, et cetera. Destijds had niemand van UBO’s en sanctielijsten gehoord. Terwijl nu de vraag die altijd beantwoord moet worden, is: mag het transport volgens de van toepassing zijnde sancties wel verzekerd worden?

Goederen

Vroeger werd minder nauw gekeken of het transport wel of niet verzekerd mocht worden.

Een groot verschil met hoe dat gaat vandaag de dag. Bij elk transport wordt bekeken of het vervoerd mag worden van A naar B en of het transport met deze specifieke lading is te verzekeren. Zo kun je bijvoorbeeld wapens en munitie niet zomaar verzekeren. Daar zijn veel vergunningen voor vereist. Daarbij is ook van belang wie de koper is. Verder moet ook het vervoermiddel zelf worden beoordeeld. Een schip onder Iraanse vlag mag niet zonder meer worden gebruikt volgens de Sanctiewet.

Opslag

Welk verzekerd bedrag wenst de klant? Op dit punt zien we ook een omslag: nu willen verzekeraars weten welke locaties klanten gebruiken, hoeveel er doorgaans ligt en wat er maximaal ligt opgeslagen. Ook willen verzekeraars locaties vooraf beoordelen. Dat was vroeger heel anders: ‘Ah, doe maar 40.000.000 euro per locatie, overal ter wereld’. Welke locaties een klant gebruikte was niet bekend. Hoeveel locaties de klant gebruikte ook niet. Of het verzekerde bedrag wel overeenkwam met de werkelijke waarde, werd niet nagegaan. Ook werden vaak geen eisen gesteld aan een opslaglocatie. Een weiland met vier piketpaaltjes met een touw erom heen kon zelfs als opslaglocatie aangewezen worden.

Over de ontwikkelingen van de coassurantiemarkt heeft de Vereniging Nederlandse Assurantiebeurs (VNAB) in 2016 een mooi boek uitgegeven: Zekere zaken, Mijlpalen uit de geschiedenis van de coassurantiemarkt. Een aanrader!

Pensioen

Op pensioengebied was er in 1937 nog maar weinig geregeld. Dat is enorm veranderd. Zo is er een staatspensioen gekomen, opgevolgd door de AOW. En was pensioen vroeger een gunst, tegenwoordig is het een recht en is het onderdeel van de arbeidsovereenkomst. Het pensioen is nu meestal geregeld in cao’s/afspraken tussen sociale partners. Inmiddels is er bij pensioen sprake van verregaande regulering. We noemen enkele wetten die ingevoerd werden:

  • de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000: deze wet houdt een verplichtstelling in van een bedrijfstakpensioenfonds voor een hele branche. De verplichtstelling moeten de sociale partners aanvragen bij de minister van SZW. Voorbeelden van deze fondsen zijn het ABP, PFZW en PME;
  • de Wet verplichte beroepspen­sioenregeling: door deze wet zijn er pensioenfondsen voor bepaalde beroepsgroepen. Denk aan huisartsen, dierenartsen, medisch specialisten en notarissen;
  • de Pensioenwet (opvolger van de Pensioen en spaarfondsenwet): daarin worden de rechten en plichten van werkgever, werknemer en pensioenuitvoerder (pensioenfonds, verzekeraar, premiepensioeninstelling) inzake pensioen nader bepaald;
  • Wet op de loonbelasting 1964: deze wet stelt fiscale grenzen/regels met betrekking tot pensioen(opbouw);
  • Wet op het financieel toezicht: deze wet regelt de toegang als (pensioen)verzekeraar, het toezicht op financieel dienstverleners en de premiepensioeninstelling.

In het artikel ‘Pensioen: een kleine reis door de geschiedenis’ lees je meer over de ontwikkelingen ten aanzien van het pensioen.

Proefabonnement?
Dit artikel maakt deel uit van het online kennisplatform FLINK. Op FLINK vind je niet alleen de artikelen uit de Beursbengel, maar ook andere informatie voor de verzekeringsprofessional, zoals whitepapers, blogs, webinars en video's. Nog geen abonnement op FLINK? Neem dan nu een (proef)abonnement.

logo zonder nummer

J. (Johan) Zwaanswijk, M. (Martin) Sprong, C. (Christel) van Bommel-Versluijs, A. (Angela) Pieneman, A.E. (Liesbeth) Koning en R. (Rian) Maas

De auteurs maken deel uit van de redactieraad van de Beursbengel.

Andere artikelen: Editie 900 - December 2020