Eigen schuld bij de vergoeding van letselschade
Het slachtoffer van een ongeval heeft in beginsel recht op vergoeding van de schade die als gevolg van het ongeval geleden wordt als een ander voor dit ongeval aansprakelijk is. In sommige gevallen heeft de benadeelde echter zelf ook bijgedragen aan het ontstaan van de schade en is er dus sprake van eigen schuld (artikel 6:101 BW). Een algemeen bekend voorbeeld waarbij eigen schuld een belangrijke rol speelt, is de situatie waarin een benadeelde tijdens een verkeersongeval geen gordel draagt.
De causaliteitsafweging beoordeelt de mate waarin ieders gedragingen aan de schade hebben bijgedragen
Ook in een spraakmakende uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 7 januari 2020 (de zogeheten Cobra 6-uitspraak, ECLI:NL:GHAMS:2020:16) stond de vraag centraal of, en zo ja in hoeverre, sprake was van eigen schuld. Een werknemer van een bedrijf had in die zaak illegaal vuurwerk afgestoken tijdens een bedrijfsfeest. Het vuurwerk was bij het afsteken geëxplodeerd in de hand van de werknemer, waardoor hij een deel van zijn hand verloor en volledig arbeidsongeschikt raakte.
Eigen schuld kent twee fasen: de causaliteitsafweging en de billijkheidscorrectie
Het leerstuk eigen schuld komt pas aan de orde als aansprakelijkheid vaststaat. Voor een geslaagd beroep op eigen schuld moet de schade van een benadeelde mede het gevolg zijn van omstandigheden die aan de benadeelde zelf kunnen worden toegerekend. Bij de toepassing van artikel 6:101 BW wordt onderscheid gemaakt tussen twee verschillende fasen: de causaliteitsafweging en de billijkheidscorrectie.
Er vindt allereerst een verdeling van de schade plaats over zowel de benadeelde als de aansprakelijke partij. Hierbij wordt gekeken naar de mate waarin ieders gedragingen aan de schade hebben bijgedragen. De schade wordt bij de causaliteitsafweging aan de hand van percentages over partijen verdeeld. De aansprakelijke partij hoeft als gevolg hiervan niet de volledige schade van de benadeelde te vergoeden.
De billijkheidscorrectie kan vervolgens een belangrijke rol spelen als de causaliteitsafweging tot een onredelijke uitkomst leidt. De billijkheid kan namelijk eisen dat (alsnog) een andere verdeling van de schade plaatsvindt of dat de vergoedingsplicht bijvoorbeeld geheel vervalt of in stand blijft. Door toepassing van de billijkheidscorrectie kan dus een correctie plaatsvinden op de uitkomst van de causaliteitsafweging.
Relevante factoren bij de billijkheidscorrectie
In de wettelijke regeling van artikel 6:101 BW worden als billijkheidsfactoren alleen de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten en de overige omstandigheden van het geval genoemd. Uit de rechtspraak volgt echter dat (onder andere) ook de ernst van het letsel, de leeftijd van de benadeelde, de verzekeringsdekking of verzekerbaarheid van de schade en het Betriebsgefahr (het gevaar van het gebruik van een motorvoertuig) meewegen in het kader van de billijkheidscorrectie.
De Cobra 6-uitspraak
Rechters kunnen in bepaalde gevallen aan de hand van de billijkheidscorrectie een veel hoger percentage eigen schuld toekennen dan in eerste instantie op basis van de causaliteitsafweging wordt vastgesteld.
Dit was ook het geval in de hiervoor genoemde Cobra 6-uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Het illegale vuurwerk dat benadeelde in die zaak had afgestoken was meegenomen door een andere bezoeker van het bedrijfsfeest. Het hof nam aan dat deze bezoeker onrechtmatig handelde jegens benadeelde, nu hij wist dat Cobra 6 zeer zwaar vuurwerk was en het ondeskundig afsteken ervan tot ernstig letsel of grote schade kan leiden. De bezoeker van het bedrijfsfeest had het vuurwerk niet bij zich moeten hebben en ook niet in handen moeten laten komen van benadeelde.
De billijkheidscorrectie kan de uitkomst van de causaliteitsafweging corrigeren
Het Hof Amsterdam heeft vervolgens op basis van de causaliteitsafweging een 50/50-verdeling van de schade vastgesteld. Beide partijen hebben immers in gelijke mate bijgedragen aan het ontstaan van de schade. De schade van benadeelde zou niet zijn ontstaan als de bezoeker van het bedrijfsfeest geen illegaal vuurwerk bij zich had gehad. Tegelijkertijd zou de schade ook niet zijn ontstaan als benadeelde het vuurwerk niet zou hebben afgestoken.
Aan de hand van de billijkheidscorrectie heeft het hof ook nog een correctie toegepast op de uitkomst van de causaliteitsafweging. Het gevaarzettende gedrag van benadeelde woog volgens het hof namelijk veel zwaarder dan het foutieve gedrag van de aansprakelijke partij (de andere bezoeker). De ernst van het letsel en de gevolgen daarvan heeft benadeelde vooral aan zichzelf te wijten. Uiteindelijk heeft de benadeelde in deze zaak vanwege eigen schuld daarom slechts 10 procent van zijn schade vergoed gekregen.
Bijzondere toepassing van de eigenschuldmaatstaf
Een hoog percentage eigen schuld kan uiteraard grote gevolgen hebben voor een benadeelde, met name als sprake is van ernstig letsel. De wetgever heeft er daarom voor gekozen om onder andere op het gebied van de verkeersaansprakelijkheid en werkgeversaansprakelijkheid een bijzonder eigenschuldregime te hanteren. Deze regels wijken af van de algemene regels uit artikel 6:101 BW. Dit ter bescherming van bepaalde zwakkere partijen, waaronder kinderen, niet-gemotoriseerden en werknemers.
Eigen schuld bij verkeersaansprakelijkheid (artikel 185 WVW)
Vanuit de gedachte dat zwakkere verkeersdeelnemers beter beschermd moeten worden tegen de risico’s die het gemotoriseerde verkeer met zich meebrengt (het zogenoemde Betriebsgefahr), worden bij verkeersaansprakelijkheid andere ‘eigenschuld’-regels gehanteerd.
Zo krijgen verkeersslachtoffers die jonger dan veertien jaar zijn hun schade op grond van de billijkheid volledig vergoed. Voetgangers en fietsers die als verkeersslachtoffer veertien jaar of ouder zijn, krijgen op grond van de billijkheid in ieder geval 50 procent van hun schade vergoed. Er wordt slechts een uitzondering gemaakt op deze regels als het verkeersongeval ook veroorzaakt is door opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid bij benadeelde.
Van opzet of aan opzet grenzende roekeloosheid is niet snel sprake. Vereist daarvoor is in ieder geval dat de benadeelde zich bewust was van het gevaar. Rechtbank Rotterdam heeft geoordeeld dat sprake was van aan opzet grenzende roekeloosheid in de situatie waarin een benadeelde na een ruzie bewust voor de ander zijn auto is gaan staan, terwijl duidelijk was dat deze auto weg wilde rijden. Benadeelde heeft zich in dit geval bewust aan het gevaar blootgesteld dat de auto tegen hem aan zou rijden en heeft hiermee aan opzet grenzend roekeloos gehandeld (ECLI:NL:RBROT:2021:5004).
Als op basis van de causaliteitsafweging vastgesteld wordt dat de verkeersfout van de gemotoriseerde voor meer dan 50 procent aan het ongeval heeft bijgedragen, kan in beginsel een hogere vergoeding worden toegekend dan de minimale vergoeding van 50 procent. Als het ongeval echter voor bijvoorbeeld 75 procent te wijten is aan een fietser, dan blijft de automobilist hoe dan ook voor 50 procent schadeplichtig. De uitkomst van de causale verdeling kan nog worden bijgesteld aan de hand van de billijkheidscorrectie. Het Betriebsgefahr speelt hierbij echter geen rol meer nu dit al als billijkheidsfactor verdisconteerd is in de 50-procentregel.
Eigen schuld bij werkgeversaansprakelijkheid (artikel 7:658 BW)
Eigen schuld van een werknemer kan niet tot vermindering van de schadevergoedingsplicht van de werkgever leiden. Als een werknemer als gevolg van een arbeidsongeval schadevergoeding van zijn werkgever vordert op grond van artikel 7:658 BW, dan kan aan deze werknemer alleen eigen schuld worden tegengeworpen als sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. Buiten opzet en bewuste roekeloosheid is het feit dat een werknemer zelf ook schuldig is aan het arbeidsongeval niet relevant.
Er wordt (ook hier) niet snel aangenomen dat sprake is van opzettelijk of bewust roekeloos handelen. Van bewust roekeloos handelen is pas sprake als de werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het ongeval voorafgaande gedraging van het roekeloze karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is geweest.
In een uitspraak van rechtbank Limburg is geoordeeld dat de schade van de werknemer het gevolg is van zijn eigen bewust roekeloos handelen doordat hij bij werkzaamheden op hoogte zijn vallijn had losgekoppeld, terwijl hij wist dat het risico op doorzakking van de dakplaten aanwezig was (ECLI:NL:RBLIM:2021:8423). Voor het uitvoeren van de werkzaamheden was het niet nodig om de vallijn los te koppelen. De werknemer heeft zich daarmee willens en wetens blootgesteld aan valgevaar. Alleen in zulke uitzonderlijke omstandigheden kan de schade daarom voor rekening van de werknemer zelf blijven.
Conclusie
Zoals uit het voorgaande blijkt, kunnen de causaliteitsafweging en billijkheidscorrectie uit artikel 6:101 BW van grote invloed zijn op de uiteindelijke schadevergoedingsplicht van een aansprakelijke partij. Als de causaliteitsafweging in een bepaald geval tot een onredelijke uitkomst leidt, dan kan op basis van de billijkheidsfactoren alsnog een andere schadeverdeling toegepast worden. Bij het bijzondere eigenschuldregime van de verkeers- en werkgeversaansprakelijkheid is er door de wetgever bewust voor gekozen om zwakkere partijen (kinderen, niet-gemotoriseerden en werknemers) te beschermen.
Nog geen abonnement op FLINK?
Dit artikel maakt deel uit van het online kennisplatform FLINK. Op FLINK vind je niet alleen de artikelen uit de Beursbengel, maar ook andere informatie voor de verzekeringsprofessional, zoals whitepapers, blogs, webinars en video's. Nog geen abonnement op FLINK? Neem dan nu een (proef)abonnement.